Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word zwellen

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(opzwellen; rijzen; uitdijen);
ŝveli
🔗 De rivier was sterk gezwollen.
(doen zwellen)
inflate
ŝveligi
🔗 Zijn gedachtengang werd onderbroken door een aanzwellend rumoer in Café Hoepjes.
;
swell into a roar
plilaŭtiĝi
🔗 Boven dit tumult uit klonk een geluid dat men, als men het eens heeft gehoord, nooit meer vergeet: het aanzwellend gehuil van vallende bommen.
(tumor)
tumour
(opzwelling);
swelling
(bombastisch)
bombastic
ŝvelparola
(bollen)
puff up
pufiĝi
(opzetten; rijzen; uitdijen; zwellen);
ŝveli
🔗 Door het vele lopen zijn mijn voeten opgezwollen.

DutchEnglish
zwellenbag; bloat; bulge; heave; swell; tumefy
zwellen van trotsswell with pride
aanzwellenbuild up; swell; swell into a roar; swelling
gezwelabscess; aposteme; bump; growth; intumescence; tubercle; tumour; swelling
gezwollenbaggy; bloated; magniloquent; pompous; protuberant; puffy; tumid; turgescent; turgid; swelled; tumescent; bombastic; inflated; stilted
opzwellenbillow; bloat; bulge; distend; heave; puff; puff up; swell; swell out; swell up; swelling; tumefy
zwellendturgescent; swelling; tumescent