Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word zang

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(gezang; zingen)
🔗 De mannen, die drie in getal waren, staakten hun zang niet.
(gezang; lied)
🔗 Tijdens zijn zang leunde de kluizenaar met half gesloten ogen achterover.
eclogue
(canon)
canon
(elegie; klaaglied; treurdicht)
elegy
🔗 De koning is nog niet dood, maar de klaagzang is al begonnen.
(loflied)
paean
(lofrede)
panegyric
tegenzang
(vogelgezang)
bird song
🔗 De markies de Cantecler zat enkele dagen later op het terras van zijn buiten en las vol aandacht zijn krant te midden van vogelzang en zonneschijn.
singer
;
vocalist
🔗 Deze Peruaanse zangvogel dankt zijn naam aan het feit dat hij broedt in een hol in de grond.

DutchEnglish
zang carol; descant; vocals
veel noten op zijn zang hebben be very exacting
beurtzang antiphon; versicle; alternate singing; antiphony
engelenzang hymn of angels
heldenzang epic song
herderszang bucolic; pastoral; pastoral song; eclogue
kerstzang Christmas carol
klaagzang dirge; lament; plaint; elegy
koorzang choral song; choral songs; choral singing
lijkzang dirge; threnody; funeral song
lofzang anthem; canticle; doxology; encomium; hymn; laud; rhapsody; hymn of praise; song of praise; panegyric
minnezang lovesong
samenzang community singing; singsong
sirenenzang siren song
slotzang epode; concluding song; last canto
tegenzang antiphon; responsory; antiphony
treurzang dirge; elegy
vogelzang singing of birds; birds’ song
volkszang community singing
voorzang introductory song; proem
vreugdezang song of joy
zanger bard; caroller; chanter; melodist; singer; songster; vocalist; vocal performer
zangkunst singing
zangvogel song‐bird