Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word werkkracht

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(arbeider; werker; werkman); ;
operative
; ;
working man
;
🔗 Ze zegt dat Namour de leiding heeft over alle werkkrachten van buiten.
🔗 Bereken de kracht die op het lichaam wordt uitgeoefend.
(sterkte);
vigour
(macht; vermogen)
🔗 Men zal mijn kracht leren kennen!
🔗 Ik heb je zo vernederd dat je niet eens meer de kracht hebt om er een einde aan te maken.
(sterkte);
🔗 De aardbeving op 11 maart had een kracht van 9,0 op de schaal van Richter.
handiwork
🔗 Dit is het werk van de Heilige Geest.
(arbeid; emplooi; karwei);
🔗 Ik was nog niet tot werk in staat.
tow
;
oakum
(boekwerk; opus)
🔗 Naast al deze geschreven werken bevatte de grote bibliotheek echter nog veel meer.

DutchEnglish
kracht efficaciousness; efficacy; employee; energy; expressiveness; force; fortitude; goodness; intensity; might; muscle; pith; potency; power; puissance; spirit; steel; strength; stress; thews; vigour; vim; wallop; worker; zing
werk avocation; business; char; chore; doing; employ; employment; fabric; job; labour; motion; oakum; opus; performance; pursuits; work; stint; tow