Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word vruchtdragen
Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
vrucht dragen | bear fruit | |
; ; put up with ; ; carry away ; | ||
(voeren; voorhebben) | ; | |
🔗 Kun je lopen of moet ik je dragen? | ||
(ondersteunen; schoren; schragen; steunen) | ; | |
(aanhebben) | ||
🔗 Waarom draagt u dan handschoenen? | ||
; | ||
🔗 Ik draag je naar bed. | ||
🔗 Ze gaan een eigen leven leiden en moeten zelf de gevolgen dragen van hun daden. | ||
(bij zich hebben) | ; | |
🔗 Ik draag geen horloge. | ||
🔗 In de buurt stonden veel bomen die grote, harde vruchten droegen. |
Dutch | English |
---|---|
vruchtdragen | ⇆ fruitage |
vrucht dragen | ⇆ fructify; ⇆ bear fruit |
dragen | ⇆ abide; ⇆ bear; ⇆ bearing; ⇆ carry; ⇆ convey; ⇆ discharge; ⇆ poise; ⇆ range; ⇆ tote; ⇆ waft; ⇆ wear; ⇆ suffer; ⇆ support; ⇆ sustain |
vrucht | ⇆ fruit; ⇆ offspring; ⇆ product |