Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word vierbaansweg
Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
; ; | ||
🔗 Direct bij het betreden der baan zag ik al dat er iets mis was met mij. | ||
(breedte) | width ; | |
(parcours) | ; race‐course ; track | |
(betrekking; plaats) | ||
(betrekking; plaats) | ||
(spoor) | track ; | |
(kogelbaan) | trajectory | |
(omloopbaan) | ||
🔗 Hoe heb je ooit een baan gekregen bij dit hotel? | ||
(rijstrook) | ||
🔗 Zijn baan hangt van de resultaten af. | ||
(weg) | ||
🔗 Denk eraan dat je moet landen en starten op een geïmproviseerde baan. | ||
kvar | ||
🔗 Er waren vier brieven, meneer. | ||
(baan) | ||
🔗 Je kan hem overal verloren hebben op de weg. | ||
(heen; voort; verwijderd; henen; uit) | ; | |
; | ||
; ; ; pathway ; | ||
🔗 President Trump baande zich een weg naar de kerk. | ||
; | ||
🔗 Er was geen weg terug. | ||
(route) | ||
🔗 Hij vroeg de weg naar Lyon. |
Dutch | English |
---|---|
vierbaansweg | ⇆ divided highway; ⇆ dual carriageway; ⇆ dual carriage‐way; ⇆ four‐lane highway |
baan | ⇆ alley; ⇆ breadth; ⇆ circuit; ⇆ course; ⇆ court; ⇆ job; ⇆ lane; ⇆ orbit; ⇆ path; ⇆ pathway; ⇆ track; ⇆ trajectory; ⇆ way; ⇆ width; ⇆ road; ⇆ race‐course; ⇆ running‐track; ⇆ rink; ⇆ slide; ⇆ stripe |
vier | ⇆ four |
weg | ⇆ avaunt; ⇆ avenue; ⇆ away; ⇆ course; ⇆ done for; ⇆ gone; ⇆ haul; ⇆ inlet; ⇆ lost; ⇆ off; ⇆ out; ⇆ path; ⇆ pathway; ⇆ road; ⇆ way; ⇆ track; ⇆ route; ⇆ tract; ⇆ out of the way |