Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word veroorzaker

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(aanrichten; berokkenen; teweegbrengen; ten gevolge hebben; zorgen voor; bezorgen)
🔗 Het derde salvo veroorzaakte veel verliezen.

DutchEnglish
veroorzaker author; cause
veroorzaken breed; bring on; causation; cause; engender; give; occasion; start; bring about