Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word vaatje

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
vaatje
;
(ton);
🔗 Wat in het vat zit, verzuurt niet.
(greep)
grasp
🔗 Het beest heeft ons honderdvijftien vaten opgeleverd.
(zoutvat)
saltshaker
🔗 De herbergier zette de stamppot met zo’n bons op de tafel dat het zoutvaatje omviel.

DutchEnglish
vaatje butt; cask; firkin; keg; kit; runlet; small barrel
uit een ander vaatje tappen sing a different song; sing a different tune; change one’s tune
haringvaatje herring barrel
vat barrel; butt; cask; cinch; clinch; container; grip; gripe; hold; leverage; puncheon; vessel; tub; tun; vat
zoutvaatje salt‐cellar