Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word uitduiden

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(aanduiden; aanwijzen; wijzen; wijzen op)
point out
(interpreteren; uitleggen; verklaren; vertolken)
🔗 „Als ik de tekenen juist duid,” antwoordde Gersen, „heb ik u verbaasd door het noemen van zoveel geld.”
(op; van; vanuit);
🔗 Hij liep snel het hotel uit.
(aan; door; met; om; van; vanwege; voor; wegens); ; ;
🔗 Dat deed hij uit berekening.
(over; voort; weg; verwijderd);
🔗 Zij zijn het grootste gedeelte van de dag uit.
;
🔗 De lampen waren uit.
uitduiding
(explicatie; toelichting; uiteenzetting; uitleg; uitlegging; verduidelijking; verklaring)

DutchEnglish
uitduiden point out; show
duiden interpret; point
uit done; for; forth; off; out; out of; over; through; in a spirit of; from; from among; in
uitduiding explanation