Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word tandsteen
Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
tandsteen (wijnsteen) | tartar ; | |
(baksteen; tichel) | ||
🔗 Reith gooide een steen door de poort. | ||
🔗 Aan de andere kant ervan lag een grote stad van steen waarvan een groot gedeelte was aangetast door de tijd. | ||
🔗 Er is altijd wel een of andere miljonair te vinden die de steen clandestien wil kopen. | ||
🔗 Te oordelen naar het geluid dat het wezen maakte, bestond het nog steeds uit steen, zij het dan levende steen. | ||
🔗 Laat een ander er zijn tanden in zetten. | ||
Dutch | English |
---|---|
tandsteen | ⇆ scale; ⇆ tartar |
steen | ⇆ brick; ⇆ stone |
tand | ⇆ cog; ⇆ jag; ⇆ prong; ⇆ tooth; ⇆ tine; ⇆ spike; ⇆ sprocket; ⇆ tusk |