Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word stoutmoedigheid

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(durf; lef; vermetelheid);
🔗 Een ogenblik deed zijn stoutmoedigheid hen verstommen.
(boud; onversaagd; onvervaard; stout; vermetel; moedig)
sentima
(boud; brutaal; gedurfd; stout; vermetel);
🔗 Er kon geen twijfel aan bestaan of deze man was tweeënveertig gaar geleden naar het verlaten bouwwerk gekomen op zoek naar een krantensensatie waarvoor niemand ooit stoutmoedig genoeg was geweest om er een poging toe te wagen.
(boud)
boldly
aŭdace
🔗 Na een blik op elkaar gingen ze stoutmoedig verder.

DutchEnglish
stoutmoedigheid boldness; courage; daring; hardihood; hardiness
stoutmoedig bold; daring; hardily; hardy; high‐spirited; undaunted