Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word spruiten

Dutch → English
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(uitspruiten)
info sprout
verb
(uitspruiten)
info sprout
verb
info ŝosi
unknown part of speech
(voortkomen)
info spring
verb
info deveni
unknown part of speech
info sprout
verb
info elburĝoniĝi
unknown part of speech
(spruiten; uitschieten)
info sprout
verb
(spruiten)
info sprout
verb
info ŝosi
unknown part of speech
(voortkomen; voortvloeien)
info amount
verb
;
info result
verb
;
info pan out
verb
info rezulti
verb
DutchEnglish
spruitenoffspring; sprout; sprout up
gesproten uitsprung from
ontspruitengerminate; pullulate; spring; sprout
uitspruitensprout; sprout up; shoot
voortspruitenaccrue; arise; derive; originate; redound; rise; spring