Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word sprakeloosheid

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
speechless
senparole
🔗 Ik knikte sprakeloos.
speechless
🔗 Een tijdlang bleef hij sprakeloos van schrik.

DutchEnglish
sprakeloosheid speechlessness
sprakeloos blank; dumb; dumbstruck; inarticulate; mute; speechless; wordless; tongue‐tied