Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word schoonheid

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(schone);
belle
🔗 Zij is helemaal geen schoonheid.
(fraaiheid);
🔗 Ze bezat de schoonheid van haar overleden moeder.
(fraai; knap; mooi; net); ; ;
fair
🔗 Het was een schone voorjaarsdag.
(mooi; net; fraai);
🔗 Wanneer een land zo schoon bezongen wordt, moet het wel prachtig zijn.
🔗 En ik bad nog voor iets anders: een schoon huis.
schoonheidsinstituut
(schoonheidssalon)
beauty parlour
schoonheidsleer
(esthetica; esthetiek)
schoonheidsmiddel
cosmetic
schoonheidsmiddel
cosmetics
schoonheidsmiddel
cosmetics
schoonheidssalon
beauty parlour
schoonheidssalon
(schoonheidsinstituut)
beauty parlour
🔗 Ze zou zich de beste schoonheidsspecialisten kunnen veroorloven, de beste kleren, een leuke flat.

DutchEnglish
schoonheid beaut; beautifulness; beauty; belle; fair; fairness; fineness; pulchritude; stunner
schoon although; beauteous; beautiful; beautifully; clean; cleanly; fair; fine; neat; pure; handsome; though
schoonheidsfoutje flaw; hitch; snag
schoonheidsgevoel aesthetic sense; sense of beauty
schoonheidsinstituut beauty parlour
schoonheidskoningin beauty queen
schoonheidsleer aesthetics
schoonheidsmiddel beautifier; cosmetic
schoonheidssalon beauty salon
schoonheidsspecialist beautician; beauty specialist
schoonheidswedstrijd beauty contest; beauty competition
schoonheidszin aesthetic sense; sense of beauty