Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word prins

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(vorst)
🔗 Bij deze pogingen was de prins zo vriendelijk mij bij te staan, al vrees ik dat mijn gevraag hem vermoeid moet hebben.
🔗 De Britse prins William heeft gezegd dat zijn vader koning moet worden.
🔗 Men noemt je de prins der dieven.
🔗 Beide prinsen zagen er kalm en beheerst uit.
🔗 Mijn oudste broer is kroonprins.
(vorstendom)
principality
🔗 Veel van de huidige provincies waren ooit zelfstandige sultanaten, koninkrijken of prinsdommen.
princely
princa
🔗 Voor het huis zag hij het prinselijk gevolg.
prince consort
🔗 Zijn uiteindelijke doel is een huwelijk met Tanada, waarna hij als prins‐gemaal Kush zal regeren.

DutchEnglish
prins prince
leven als een prins lead a princely life
van de prins geen kwaad weten be as innocent as a newborn baby
erfprins hereditary prince
kroonprins crown prince; prince royal
prinsdom princedom; principality
prinselijk princely
prins‐gemaal prince consort
prinsheerlijk pleased as Punch; happy as a king
prinsjesdag <third Tuesday of September when the monarch of the Netherlands opens parliament>