Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word peil

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(niveau)
🔗 Zo blijft het peil van de Seine stijgen.
(plan; niveau)
level
;
(levensstandaard)
living‐standard
gaŭĝi
(loden; vademen);
🔗 Tot zijn grote verbazing stootte hij niet op de bodem, zelfs niet nadat hij een twintigtal vadems diep had gepeild.
(waterspiegel; waterstand)
water gauge
🔗 De afgelopen weken daalde het waterpeil bij Kaub naar 30 centimeter.

DutchEnglish
peil gauge; level; mark; plane; standard; watermark
er is geen peil op hem te trekken he can’t be relied upon
op een laag zedelijk peil staan stand morally low
op hetzelfde peil brengen put on the same level
op peil brengen level up; bring up to the required standard
loonpeil wage level; level of wages
oliepeil oil level
peilen fathom; fathom out; gauge; plumb; probe; sound; search
peilglas gauge; gauge‐glass; water gauge
prijspeil price‐level
waterpeil watermark; water gauge; water level