Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word nawoord

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(over); ;
🔗 Na mijn woorden bleef het doodstil.
🔗 Elk woord is hier te veel.
🔗 Je hebt het woord „moordenaar” gebruikt.
🔗 Het woord is aan de markies de Cantecler.
🔗 En u moet nu maar erg op uw woorden passen!
🔗 De drager van deze ring moet zich altijd aan zijn woord houden, zie je?

DutchEnglish
nawoord epilogue
na after; following; next; next to; nigh; past; in succession to; upon; in the wake of; near; to top up with
woord parole; word; vocable