Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word natuurkennis
Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
(bekendheid; kunde) | ; | |
🔗 Zijn kennis van de zaak is oppervlakkig, zoals u zult vernemen. | ||
(kunde; medeweten; weten) | ||
🔗 Want hoe groot zijn kennis ook moge zijn, zij moet een bron hebben. | ||
(bekende) | ||
🔗 Is hij mogelijk een kennis van je? | ||
🔗 Die beschouwen wij als een gegeven grootheid, een speling der natuur waarin berust moet worden. | ||
(geaardheid; aard; karakter) | ||
🔗 U hebt een gevoelige natuur. |
Dutch | English |
---|---|
natuurkennis | ⇆ natural history |
kennis | ⇆ acquaintance; ⇆ acquirements; ⇆ cognition; ⇆ cognizance; ⇆ education; ⇆ information; ⇆ knowledge; ⇆ lore; ⇆ scholarship; ⇆ science; ⇆ know‐how |
natuur | ⇆ composition; ⇆ grain; ⇆ nature; ⇆ scenery; ⇆ natural scenery; ⇆ disposition; ⇆ temper |