Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word lawaai

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(geraas; kabaal; leven; rumoer);
🔗 Het lawaai nam buiten toe.
(luidruchtig; rumoerig; schreeuwerig)
🔗 Sabriël was vergeten hoe druk en lawaaierig een stad kon zijn.
(luidruchtig)
noisily
;
🔗 En Minnie zelf was lawaaierig en bedrijvig bezig de ontbijttafel te dekken.

DutchEnglish
lawaai din; hubbub; noise; obstreperousness; rout; tumult; uproar
lawaai schoppen roister
lawaaierig jazzy; knock‐about; noisy; rambunctious; robustious; uproarious; rowdy; rumbustious; loud; slap‐happy; obstreperous; obstreperously
lawaaimaker blusterer; bounder; roisterer; brawler; noise‐maker