Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word lachen

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
🔗 Waarom lach jij niet?
(gelach)
🔗 Een zacht lachen klonk in de schaduwen.
in zijn vuistje lachen
(giechelen; grinniken)
laugh up one’s sleeve
(lachen)
🔗 Maar wat hij zei, was volkomen onverstaanbaar in de losbarstende orkaan van gelach om hem heen.
🔗 Hij glimlachte grimmig.
rikani
🔗 Ze uitte een hysterische lach.
ridanta
(schateren)
roar with laughter
🔗 Het vrouwtje keek schaterlachend toe hoe haar gastheer met de getroffen voet in de handen door de kamer sprong.
(ginnegappen; grijnslachen)
rikani
; ; ; ;
beckon
;
beguile
laugh at
🔗 Men lacht mij achter de rug uit.

DutchEnglish
lachenlaugh; laughter
barsten van het lachensplit one’s sides
gieren van het lachenscream with laughter; shriek with laughter
het huilen stond hem nader dan het lachenhe was on the verge of tears
het uitbrullen van het lachenroar with laughter
in lachen uitbarstencrack up; burst out laughing
in zichzelf lachenlaugh to oneself
in zijn vuistje lachenlaugh up one’s sleeve; laugh in one’s sleeve
laat me niet lachendon’t make me laugh
lachen omsmile at; laugh at; laugh over
lachen tegensmile at; laugh at
proesten van het lachenburst out laughing
schateren van het lachenroar with laughter
schokken van het lachenshake with laughter
schudden van het lachenbe convulsed with laughter
smakelijk lachenlaugh heartily
zich een aap lachensplit one’s sides with laughter
zich een breuk lachenbe in hysterics; be in stitches
zich een bult lachensplit one’s sides; split one’s side
zich een ongeluk lachensplit one’s side; split one’s side with laughter
zich een stuip lachenbe convulsed with laughter
zich krom lachensplit one’s side; split one’s side with laughter
zich te barsten lachensplit one’s side; split one’s side with laughter
zijn buik vasthouden van het lachensplit one’s side with laughter; hold one’s sides with laughter
gelachlaughter; mirth; laughing
glimlachensmile
grijnslachengrin; sneer; laugh sardonically
lachlaugh
lachendlaughingly; laughing; with a laugh
lacherlaugher
lacheriggiggly
lachfilmcomedy
lachgaslaughing‐gas; nitrous oxide
lachlustrisibility; inclination to laugh
lachspiegeldistorting mirror
lachstuipconvulsion of laughter
schaterlachenroar; shout with laughter; roar with laughter
tegenlachensmile upon; smile at
toelachensmile on; smile upon; smile at
uitlachenderide; laugh at; laugh one’s fill
weglachenlaugh away; laugh off