Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word kook

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(kokend)
aboil
bolanta
🔗 De goede Martha zou bijna gedacht hebben dat zij veel te laat was, want op het fornuis in de keuken was het middageten nauwelijks aan de kook.
ekboligi
🔗 Breng de bouillon aan de kook met de room.
aan de kook raken
start to boil
(zieden);
🔗 ’t Water kookt.
🔗 Het water zal hier wel te drinken zijn als we het koken.
🔗 Vanavond kook jij voor ons.

DutchEnglish
aan de kook aboil; at the boil; on the boil
aan de kook brengen bring to the boil
aan de kook zijn be on the boil
van de kook zijn be off the boil; be upset
koken boil; boiling; churn; cook; cooking; do; fume; seethe