Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word knecht

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(bediende; dienaar; dienstknecht; gedienstige)
servant
;
man‐servant
🔗 En de knechts dan?
(bediende; dienaar; knecht; gedienstige)
servant
;
man‐servant
enslave
; ;
subordinate
;
; ;
expose
(lakei)
lackey
🔗 De lijfknecht van het hotel had zijn bagage doorgekeken en kennelijk niets geschikts aangetroffen.
(kamerdienaar)
valet
🔗 Brandon zou nog vele jaren Peters lijfkecht blijven, maar waarschijnlijk niet voor altijd.
(lakei; lijfknecht)
lackey
;
🔗 De kleine gelagkamer daverde van de stemmen van livreiknechts en postiljons, die rondom de lange geschuurde tafels zaten.
(opzichter; werkmeester)
(stalknecht)
groom
🔗 Een van de rijknechten kan hem ook wel zoeken.
(rijknecht)
groom
;
🔗 Nee, ik bedoel níet de stalknecht.
stage‐hand
🔗 De komiek zag echter dat er gevaar dreigde en gaf een wenk naar de toneelknecht, die ernstig en oplettend terzijde naar de voorstelling stond te kijken.

DutchEnglish
knecht knave; man; man‐servant; menial; servant; vassal
zo heer zo knecht like master like man
badknecht bath‐servant
bakkersknecht baker’s man
beulsknecht hangman’s assistant
boerenknecht farm‐hand; hind
dienstknecht menial; man‐servant; servant; domestic
huisknecht houseboy; man‐servant; footman
knechten enslave
letterknecht literalist; verbalist
lijfknecht lackey; valet
livreiknecht livery servant
meesterknecht foreman; gaffer; headman
paardeknecht groom
pakhuisknecht warehouseman
rijknecht groom
schoenmakersknecht shoemaker’s mate
slagersknecht butcher’s man
smidsknecht blacksmith’s man
stalknecht groom; ostler; stableman
terreinknecht groundsman
toneelknecht stage‐hand; flyman
voetknecht foot soldier