Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word haarscheiding
| Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
|---|---|---|
tuft of hair ; villus | ||
| (heur) | ||
🔗 Haar gezicht stond ernstig. | ||
🔗 Het was voor de andere kooplieden om zich de haren uit het hoofd te trekken. | ||
🔗 Uw haar is nu heel kort. | ||
| (haren) | ||
🔗 Haar haren waren dof en vuil geworden en lagen verward over haar gezicht en schouders. | ||
| (hun) | ||
divorce | ||
🔗 Eén op de drie huwelijken eindigt in een scheiding. | ||
| ; separation | ||
| ; separation | ||
🔗 Meestal is dit aantal chloorsubstitutieproducten zó groot dat een scheiding niet goed mogelijk is. | ||
| (echtscheiding) | divorce | |
| Dutch | English |
|---|---|
| haarscheiding | ⇆ parting; ⇆ parting of the hair |
| haar | ⇆ hair; ⇆ her; ⇆ its; ⇆ nap; ⇆ their |
| scheiding | ⇆ cleavage; ⇆ cut‐off; ⇆ detachment; ⇆ disjunction; ⇆ dissociation; ⇆ disunion; ⇆ division; ⇆ divorce; ⇆ parting; ⇆ partition; ⇆ separation; ⇆ severance |