Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word gerucht

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(mare)
🔗 Die geruchten zijn overdreven.
(geluid)
🔗 Zonder gerucht traden de mannen naar buiten.
🔗 Ik weet alleen iets bij geruchte.
disturbance
dumnokta bruo
(sensationeel; opzienbarend)
sensational
🔗 Een rechtbank in India heeft een nu 18‐jarige verdachte van de geruchtmakende groepsverkrachting in een bus in Delhi vorig jaar december schuldig bevonden.

DutchEnglish
gerucht bruit; fame; noise; report; rumour; tale; whisper
bij geruchte by hearsay; from hearsay
er gaat een gerucht dat it is rumoured that
gerucht maken make a noise
het gerucht gaat dat it is reported that; rumour has it; it is rumoured that
het gerucht verspreiden dat spread a rumour that; noise it abroad that
in een kwaad gerucht staan be in bad repute
burengerucht disorderliness; nuisance; disturbance
geruchtmakend sensational