Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word feesten

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(feestvieren; fuiven; vieren)
🔗 De afgelopen anderhalf jaar hebben Russen veel gefeest en geleefd alsof de oorlog niet bestond.
(festiviteit; fuif; partij)
celebration
; ; ; ;
festivity
;
🔗 Ik wilde je bedanken voor het feest van gisteravond.

DutchEnglish
feesten celebrate; feast; make merry; rejoicings
feest cakes and ale; celebration; feast; festival; fête; gala; holiday; occasion; party; rejoicings; festivity