Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word feest vieren
Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
🔗 Een deel van de Iraanse gemeenschap in Nederland viert feest vanwege het overlijden van de president en de minister van buitenlandse zaken van Iran. | ||
(fuiven; vieren; feesten) | ||
🔗 Nu vieren we hier feest. | ||
(festiviteit; fuif; partij) | celebration ; ; ; ; festivity ; | |
🔗 Ik wilde je bedanken voor het feest van gisteravond. | ||
reveller | ||
🔗 Op dit late uur waren er geen feestvierders meer. | ||
(celebreren; opdragen) | ||
(feestvieren; fuiven; feesten) | ||
🔗 Dat moet gevierd worden, zou ik zeggen. | ||
(celebreren) | ||
; let go | ||
🔗 Vier de fok en de bezaanzeilen! |
Dutch | English |
---|---|
feestvieren | ⇆ celebrate; ⇆ feast; ⇆ make merry |
feest vieren | ⇆ party |
feest | ⇆ cakes and ale; ⇆ celebration; ⇆ feast; ⇆ festival; ⇆ fête; ⇆ gala; ⇆ holiday; ⇆ occasion; ⇆ party; ⇆ rejoicings; ⇆ festivity |
feestvierder | ⇆ feaster |
vieren | ⇆ celebrate; ⇆ commemorate; ⇆ hold; ⇆ keep; ⇆ let fly; ⇆ mark; ⇆ observe; ⇆ pay away; ⇆ pay out; ⇆ solemnize; ⇆ veer; ⇆ slacken; ⇆ veer away; ⇆ veer out |