Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word bos

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(woud); ;
🔗 Dat zijn er heel veel voor zo’n jong bos.
(bundel);
(bosje; dot; kuif; pluk)
tuft
(woud; bosland)
woodland
;
🔗 De nacht was bijna gevallen toen Fafhrd het bos verliet.
bos‐
woodland
arbarigi
forstumi
wooded
;
🔗 Bijna zonder uitzondering waren de eilanden dicht bebost.
birch‐forest
beech‐wood
🔗 De bomen zijn hier ouder en in de beukenbossen rond de villa woont de zwarte specht.
wood anemone
; ;
smell fox
🔗 Rondom kasteel Genhoes is de bodem helemaal bedekt met bosanemonen.
;
(houtvesterij)
forestry
🔗 In onze streken is de soort van weinig belang voor de bosbouw.
🔗 De ergste bosbranden hadden in 2007 plaats, toen in tien dagen tijd 65 mensen omkwamen door het vuur.
satyr
🔗 Wij zullen onze kleren van ons afwerpen en dartelen met de wilde onschuld van bosgoden!
forest scenery
arbara pejzaĝo
(hertsmunt)
horse mint
(marron)
Maroon
🔗 Hij nam ook een collectie houtsnijwerk van de bosnegers mee die nu nog in het Linden‐Museum in Stuttgart te zien is.
African forest elephant
arbarelefanto
🔗 Ook veel dieren kunnen niet zonder het bos leven, zoals de bosolifant en de orang‐oetan.
(bospad)
forest path
(bospaadje)
forest path
🔗 Het bospad leidt naar een moeras en van daar naar een doorwaadbare plaats, die u, nu de regens zijn opgehouden, geen moeilijkheden zal bezorgen.
wood plant
🔗 Zeldzame soorten als winterlinde en haagbeuk gaan we zeker neerzetten, want daaronder doen veel bosplanten het goed.
woody
🔗 Zij zijn vrij bosrijk en hebben een vruchtbare grond.
woodland tobacco
;
flowering tobacco
;
South American tobacco
wild tulip
;
woodland tulip
green onion
;
salad onion
;
forester
🔗 Dit bos is alleen toegankelijk onder begeleiding van de boswachter.
goat willow
(ruigte);
brushwood
;
scrub
;
oakwood
🔗 Het was licht geworden op de open plekken in het eikebos.
(griend)
osier‐bed
saliketejo
🔗 In het eenjarige griendbos broeden soorten als rietgors en sprinkhaanzanger.
(kreupelhout)
underwood
;
pine forest
(naaldwoud)
conifer forest
🔗 Na een kilometer of twee lopen we weer landinwaarts, een naaldbos in.
cane‐field
faggot
faggot

DutchEnglish
bos‐ sylvan; woodland; woody
bos bunch; bundle; bush; forest; timber; truss; wood; woodland; bottle; tuft; shock
door de bomen het bos niet zien not see the wood for the trees
iemand het bos in sturen lead somebody up the garden‐path
bebossen afforest; forest
bebost wooded; forested
berkenbos birch‐forest
beukenbos beech‐wood
bosanemoon wood anemone; windflower; smell fox
bosbeheer forest administration
bosbes bilberry; whortleberry; huckleberry; blueberry
bosbewoner forester; forest‐dweller
bosboom forest‐tree
bosbouw forestry
bosbrand bush‐fire; forest‐fire
bosduif common wood pigeon; wood pigeon; ring‐dove
bosgod faun; sylvan deity
bosgrond woodland
boskabouter wood goblin
boskat wildcat
bosloop forest race
bosmarmot woodchuck
bosmunt horse mint
bosneger Maroon; Bush Negro
bosolifant African forest elephant
bosplant hylophyte; wood plant
bosrand edge of the wood; edge of the woods
bosreservaat forest reserve
bosrijk bosky; sylvan; wooded; woody
bostabak woodland tobacco; flowering tobacco; South American tobacco
bostulp wild tulip; woodland tulip
bosui scallion; green onion; salad onion
bosuil brown owl; tawny owl
bosviooltje wood‐violet
bosvogel forest bird
boswachter forester; ranger
bosweg forest road
boswilg goat willow; great sallow; pussy willow
braambos brake
broekbos carr
eikenbos oakwood; oak‐forest
griendbos osier‐bed
kreupelbos bosk; thicket; brake; underwood
loofbos broad‐leaved deciduous forest
mastbos fir‐wood
moerasbos carr
naaldbos coniferous forest
ontbossen deforest; disafforest
strobos bundle of straw
takkenbos faggot
vederbos panache; plume; tuft; crest