Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word beginpunt

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(uitgangspunt)
(start);
commencement
; ;
🔗 Vijf minuten na het begin van onze aanval was de strijd afgelopen.
(aanvang; ontstaan);
🔗 Aan het begin van de avond is in Vlaardingen een boom op een geparkeerde auto gevallen.
;
🔗 Ik heb hierin de belangrijkste punten genoteerd.
(piek)
🔗 De punt van het mes prikte in de huid van zijn keel.
(oog; stip); ;
full stop
;
;
🔗 Zo zijn er scholen die eindcijfers met één punt ophogen.
🔗 Laat men de cirkel terugwentelen, dan komt het punt P in O.

DutchEnglish
beginpunt origin; starting‐point
begin beginning; commencement; fresh; inception; inchoation; incipience; incipiency; initiation; lead‐off; onset; opening; origin; outset; start; at the beginning of; early in
punt apex; chapter; corner; count; cusp; dot; fluke; full stop; head; issue; item; mark; neb; nib; nub; particular; peak; period; point; post; prick; prong; spike; toe; wedge; spire; up; top