Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word aanspraak maken op

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(claim; pretentie)
🔗 Er werd vrolijk feestgevierd in het kasteel van York, waar prins Jan de edelen, geestelijken en aanvoerders had uitgenodigd die hem steunden in zijn eerzuchtige aanspraken op de troon.

DutchEnglish
aanspraak maken op challenge; claim; lay claim to; pretend to; stake one’s claim to
aanspraak allocution; claim; pretence; pretension; title