De vervoeging van het werkwoord bitzen

Onregelmatige vormen zijn in rood gedrukt.
Indikativ
PrésentPrétérit
(ech) bitzen 
(du) bitz 
(hien) bitzt 
(mir) bitzen 
(dir) bitzt 
(si) bitzen 
Imperativ
SingulierPluriel
bitzbitzt
Partizip
(hunn) gebutt