De vervoeging van het Engelse werkwoord bear

Uitspraaksleutel

Onregelmatige vormen zijn in rood gedrukt.
Indicative
PresensPreterite
(I) bear /bɛə*/(I) bore /bɔː*/
(thou) bearest /ˈbɛəɹɪst/(thou) borest /ˈbɔːɹɪst/
(he) bears /bɛəz/, beareth /ˈbɛəɹɪθ/(he) bore
(we) bear(we) bore
(you) bear(you) bore
(they) bear(they) bore
Subjunctive
PresensPreterite
bearbore
Imperative
bear
Participles
PresentPast
bearing /ˈbɛəɹɪŋ/borne /bɔːn/ 1, born /bɔːn/ 2


Noten

1 gedragen; voortgebracht; gebaard

Voorbeeld: She has borne two children.

2 geboren

Voorbeeld: He was born a few weeks after her.