La conjugaison du verbe néerlandais zwinden

Des formes irrégulières sont imprimées en rouge.
Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) zwind(ik) zwond
(jij) zwindt; zwind (jij)(jij) zwond
(hij) zwindt(hij) zwond
(wij) zwinden(wij) zwonden
(gij) zwindt(gij) zwondt
(zij) zwinden(zij) zwonden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) zwinde(dat ik) zwonde
(dat jij) zwinde(dat jij) zwonde
(dat hij) zwinde(dat hij) zwonde
(dat wij) zwinden(dat wij) zwonden
(dat gij) zwindet(dat gij) zwondet
(dat zij) zwinden(dat zij) zwonden
Gebiedende wijs
AlgemeenMeervoud
zwindzwindt
Deelwoorden
TegenwoordigVerleden
zwindend(e)(zijn) gezwonden