The conjugation of the Dutch verb weven

Irregular forms are printed in red.
Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) weef(ik) weefde
(jij) weeft; weef (jij)(jij) weefde
(hij) weeft(hij) weefde
(wij) weven(wij) weefden
(gij) weeft(gij) weefdet
(zij) weven(zij) weefden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) weve(dat ik) weefde
(dat jij) weve(dat jij) weefde
(dat hij) weve(dat hij) weefde
(dat wij) weven(dat wij) weefden
(dat gij) wevet(dat gij) weefdet
(dat zij) weven(dat zij) weefden
Gebiedende wijs
AlgemeenMeervoud
weefweeft
Deelwoorden
TegenwoordigVerleden
wevend(e)(hebben) geweven