La conjugaison du verbe néerlandais weten

Des formes irrégulières sont imprimées en rouge.
Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) weet(ik) wist
(jij) weet(jij) wist
(hij) weet(hij) wist
(wij) weten(wij) wisten
(gij) weet(gij) wist
(zij) weten(zij) wisten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) wete(dat ik) wiste
(dat jij) wete(dat jij) wiste
(dat hij) wete(dat hij) wiste
(dat wij) weten(dat wij) wisten
(dat gij) wetet(dat gij) wistet
(dat zij) weten(dat zij) wisten
Gebiedende wijs
weet
Deelwoorden
TegenwoordigVerleden
wetend(e)(hebben) geweten