La konjugacio de la nederlanda verbo treden

Neregulaj formoj estas presitaj ruĝe.
Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) treed(ik) trad
(jij) treedt; treed (jij)(jij) trad
(hij) treedt(hij) trad
(wij) treden(wij) traden
(gij) treedt(gij) tradt
(zij) treden(zij) traden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) trede(dat ik) trade
(dat jij) trede(dat jij) trade
(dat hij) trede(dat hij) trade
(dat wij) treden(dat wij) traden
(dat gij) tredet(dat gij) tradet
(dat zij) treden(dat zij) traden
Gebiedende wijs
AlgemeenMeervoud
treedtreedt
Deelwoorden
TegenwoordigVerleden
tredend(e)(hebben1/zijn2) getreden


Notoj

1 transitiva

Ekzemplo: We hebben de hele dag druiven getreden.

2 netransitiva

Ekzemplo: Hij is in zijn vaders voetstappen getreden.