De vervoeging van het Nederlandse werkwoord strijden

Onregelmatige vormen zijn in rood gedrukt.
Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) strijd(ik) streed
(jij) strijdt; strijd (jij)(jij) streed
(hij) strijdt(hij) streed
(wij) strijden(wij) streden
(gij) strijdt(gij) streedt
(zij) strijden(zij) streden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) strijde(dat ik) strede
(dat jij) strijde(dat jij) strede
(dat hij) strijde(dat hij) strede
(dat wij) strijden(dat wij) streden
(dat gij) strijdet(dat gij) stredet
(dat zij) strijden(dat zij) streden
Gebiedende wijs
AlgemeenMeervoud
strijdstrijdt
Deelwoorden
TegenwoordigVerleden
strijdend(e)(hebben) gestreden