De ferfoarming fan it Nederlânske tiidwurd slijten

Unregelmjittige foarmen binne yn read printe.
Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) slijt(ik) sleet
(jij) slijt(jij) sleet
(hij) slijt(hij) sleet
(wij) slijten(wij) sleten
(gij) slijt(gij) sleet
(zij) slijten(zij) sleten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) slijte(dat ik) slete
(jij) slijte(dat jij) slete
(hij) slijte(dat hij) slete
(wij) slijten(dat wij) sleten
(gij) slijtet(dat gij) sletet
(zij) slijten(dat zij) sleten
Gebiedende wijs
slijt
Deelwoorden
TegenwoordigVerleden
slijtend(e)(hebben1/zijn2) gesleten


Noaten

1 oorbringend

Foarbyld: Waar heeft ze destijds haar waren gesleten?

2 lykhâldend

Foarbyld: De dekens waren helemaal kaal gesleten.