Die Konjugation des niederländischen Verbes schenden

Unregelmäßige Formen sind in Rot gedruckt.
Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) schend(ik) schond
(jij) schendt; schend (jij)(jij) schond
(hij) schendt(hij) schond
(wij) schenden(wij) schonden
(gij) schendt(gij) schondt
(zij) schenden(zij) schonden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) schende(dat ik) schonde
(dat jij) schende(dat jij) schonde
(dat hij) schende(dat hij) schonde
(dat wij) schenden(dat wij) schonden
(dat gij) schendet(dat gij) schondet
(dat zij) schenden(dat zij) schonden
Gebiedende wijs
AlgemeenMeervoud
schendschendt
Deelwoorden
TegenwoordigVerleden
schendend(e)(hebben) geschonden