De vervoeging van het Nederlandse werkwoord schelden

Onregelmatige vormen zijn in rood gedrukt.
Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) scheld(ik) schold
(jij) scheldt; scheld (jij)(jij) schold
(hij) scheldt(hij) schold
(wij) schelden(wij) scholden
(gij) scheldt(gij) scholdt
(zij) schelden(zij) scholden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) schelde(dat ik) scholde
(dat jij) schelde(dat jij) scholde
(dat hij) schelde(dat hij) scholde
(dat wij) schelden(dat wij) scholden
(dat gij) scheldet(dat gij) scholdet
(dat zij) schelden(dat zij) scholden
Gebiedende wijs
AlgemeenMeervoud
scheldscheldt
Deelwoorden
TegenwoordigVerleden
scheldend(e)(hebben) gescholden