The conjugation of the Dutch verb miegen

Irregular forms are printed in red.
Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) mieg(ik) meeg
(jij) miegt; mieg (jij)(jij) meeg
(hij) miegt(hij) meeg
(wij) miegen(wij) megen
(gij) miegt(gij) meegt
(zij) miegen(zij) megen
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) miege(dat ik) mege
(dat jij) miege(dat jij) mege
(dat hij) miege(dat hij) mege
(dat wij) miegen(dat wij) megen
(dat gij) mieget(dat gij) meget
(dat zij) miegen(dat zij) megen
Gebiedende wijs
AlgemeenMeervoud
miegmiegt
Deelwoorden
TegenwoordigVerleden
miegend(e)(hebben) gemegen