De vervoeging van het Nederlandse werkwoord lijden

Onregelmatige vormen zijn in rood gedrukt.
Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) lijd(ik) leed
(jij) lijdt; lijd (jij)(jij) leed
(hij) lijdt(hij) leed
(wij) lijden(wij) leden
(gij) lijdt(gij) leedt
(zij) lijden(zij) leden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) lijde(dat ik) lede
(dat jij) lijde(dat jij) lede
(dat hij) lijde(dat hij) lede
(dat wij) lijden(dat wij) leden
(dat gij) lijdet(dat gij) ledet
(dat zij) lijden(dat zij) leden
Gebiedende wijs
AlgemeenMeervoud
lijdlijdt
Deelwoorden
TegenwoordigVerleden
lijdend(e)(hebben) geleden