Die Konjugation des niederländischen Verbes laten

Unregelmäßige Formen sind in Rot gedruckt.
Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) laat(ik) liet
(jij) laat(jij) liet
(hij) laat(hij) liet
(wij) laten(wij) lieten
(gij) laat(gij) liet
(zij) laten(zij) lieten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) late(dat ik) liete
(dat jij) late(dat jij) liete
(dat hij) late(dat hij) liete
(dat wij) laten(dat wij) lieten
(dat gij) latet(dat gij) lietet
(dat zij) laten(dat zij) lieten
Gebiedende wijs
laat
Deelwoorden
TegenwoordigVerleden
latend(e)(hebben) gelaten