La conjugaison du verbe néerlandais krijgen

Des formes irrégulières sont imprimées en rouge.
Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) krijg(ik) kreeg
(jij) krijgt; krijg (jij)(jij) kreeg
(hij) krijgt(hij) kreeg
(wij) krijgen(wij) kregen
(gij) krijgt(gij) kreegt
(zij) krijgen(zij) kregen
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) krijge(dat ik) krege
(dat jij) krijge(dat jij) krege
(dat hij) krijge(dat hij) krege
(dat wij) krijgen(dat wij) kregen
(dat gij) krijget(dat gij) kreget
(dat zij) krijgen(dat zij) kregen
Gebiedende wijs
AlgemeenMeervoud
krijgkrijgt
Deelwoorden
TegenwoordigVerleden
krijgend(e)(hebben) gekregen