La konjugacio de la nederlanda verbo fluiten

Neregulaj formoj estas presitaj ruĝe.
Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) fluit(ik) floot
(jij) fluit(jij) floot
(hij) fluit(hij) floot
(wij) fluiten(wij) floten
(gij) fluit(gij) floot
(zij) fluiten(zij) floten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) fluite(dat ik) flote
(dat jij) fluite(dat jij) flote
(dat hij) fluite(dat hij) flote
(dat wij) fluiten(dat wij) floten
(dat gij) fluitet(dat gij) flotet
(dat zij) fluiten(dat zij) floten
Gebiedende wijs
fluit
Deelwoorden
TegenwoordigVerleden
fluitend(e)(hebben) gefloten