Die Konjugation des niederländischen Verbes dringen

Unregelmäßige Formen sind in Rot gedruckt.
Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) dring(ik) drong
(jij) dringt; dring (jij)(jij) drong
(hij) dringt(hij) drong
(wij) dringen(wij) drongen
(gij) dringt(gij) drongt
(zij) dringen(zij) drongen
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) dringe(dat ik) dronge
(dat jij) dringe(dat jij) dronge
(dat hij) dringe(dat hij) dronge
(dat wij) dringen(dat wij) drongen
(dat gij) dringet(dat gij) dronget
(dat zij) dringen(dat zij) drongen
Gebiedende wijs
AlgemeenMeervoud
dringdringt
Deelwoorden
TegenwoordigVerleden
dringend(e)(hebben1/zijn2) gedrongen


Noten

1 transitiv

Beispiel: Ze hebben hem in een hoek gedrongen.

2 intransitiv

Beispiel: Er is wat water door de bodem gedrongen.