La konjugacio de la nederlanda verbo brengen

Neregulaj formoj estas presitaj ruĝe.
Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) breng(ik) bracht
(jij) brengt; breng (jij)(jij) bracht
(hij) brengt(hij) bracht
(wij) brengen(wij) brachten
(gij) brengt(gij) bracht
(zij) brengen(zij) brachten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) brenge(dat ik) brachte
(dat jij) brenge(dat jij) brachte
(dat hij) brenge(dat hij) brachte
(dat wij) brengen(dat wij) brachten
(dat gij) brenget(dat gij) brachtet
(dat zij) brengen(dat zij) brachten
Gebiedende wijs
AlgemeenMeervoud
brengbrengt
Deelwoorden
TegenwoordigVerleden
brengend(e)(hebben) gebracht