Die Konjugation des niederländischen Verbes bevelen

Unregelmäßige Formen sind in Rot gedruckt.
Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) beveel(ik) beval
(jij) beveelt; beveel (jij)(jij) beval
(hij) beveelt(hij) beval
(wij) bevelen(wij) bevalen
(gij) beveelt(gij) bevaalt
(zij) bevelen(zij) bevalen
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) bevele(ik) bevale
(jij) bevele(jij) bevale
(hij) bevele(hij) bevale
(wij) bevelen(wij) bevalen
(gij) bevelet(gij) bevalet
(zij) bevelen(zij) bevalen
Gebiedende wijs
AlgemeenMeervoud
beveelbeveelt
Deelwoorden
TegenwoordigVerleden
bevelend(e)(hebben) bevolen