Information du mot dik (néerlandais → espéranto: obeza)

Synonymes: gebuikt, zwaarlijvig, obees

Parti du discoursadjectif
Prononciation/dɪk/
Césuredik

Degrés de comparaison

Positifdik
Comparatifdikker
Superlatifdikst

Déclinaison

 PositifComparatifSuperlatif
Prédicatifdikdikker(het) dikst, (het) dikste
AttributifIndéfiniPluriel masculin et féminindikkedikkeredikste
Singulier neutredikdikkerdikst
Plurieldikkedikkeredikste
Définidikkedikkeredikste
Partitifdiksdikkers 

Exemples d’usage

Verscheidene ramen werden dichtgeslagen en een dikke vrouw stoof de straat op en sleurde een paar kleine kinderen een gammel, ongeverfd huis in.
De dikke leider was nergens te zien.
„Heer Scyld,” zei Boghaz vlug, „het spijt me dat ik zo dik ben en daarom traag in mijn bewegingen.”

Traductions

anglaisobese
espérantoobeza