Information du mot verflensen (néerlandais → espéranto: velki)

Synonymes: kwijnen, verdorren, verleppen, verwelken

Parti du discoursverbe

Conjugaison

Indicatif
PrésentPassé
(ik) verflens(ik) verflenste
(jij) verflenst(jij) verflenste
(hij) verflenst(hij) verflenste
(wij) verflensen(wij) verflensten
(jullie) verflensen(jullie) verflensten
(gij) verflenst(gij) verflenstet
(zij) verflensen(zij) verflensten
Subjonctif
PrésentPassé
(dat ik) verflense(dat ik) verflenste
(dat jij) verflense(dat jij) verflenste
(dat hij) verflense(dat hij) verflenste
(dat wij) verflensen(dat wij) verflensten
(dat jullie) verflensen(dat jullie) verflensten
(dat gij) verflenset(dat gij) verflenstet
(dat zij) verflensen(dat zij) verflensten
Participes
Participe présentParticipe passé
verflensend, verflensende(zijn) verflenst

Traductions

allemandwelken; verwelken
anglaisfade; wither
catalanmarcir‐se; pansir‐se
espagnolmarchitarse; mustiarse
espérantovelki
féringienfølna
françaisse faner
frison saterlandferwüülkje; soorje; wüülkje
portugaisdefinhar; engelhar; estiolar; fanar; murchar
russeвянуть