Information du mot najagen (néerlandais → espéranto: aspiri)

Synonymes: ambiëren, aspireren, dingen, dingen naar, nastreven, streven naar

Parti du discoursverbe
Prononciation/ˈnajaɣə(n)/
Césurena·ja·gen

Conjugaison

Indicatif
PrésentPassé
(ik) jaag na(ik) jaagde na, joeg na
(jij) jaagt na(jij) jaagde na, joeg na
(hij) jaagt na(hij) jaagde na, joeg na
(wij) jagen na(wij) jaagden na, joegen na
(jullie) jagen na(jullie) jaagden na, joegen na
(gij) jaagt na(gij) jaagdet na, joeg na
(zij) jagen na(zij) jaagden na, joegen na
Subjonctif
PrésentPassé
(dat ik) najage(dat ik) najaagde, najoege
(dat jij) najage(dat jij) najaagde, najoege
(dat hij) najage(dat hij) najaagde, najoege
(dat wij) najagen(dat wij) najaagden, najoegen
(dat jullie) najagen(dat jullie) najaagden, najoegen
(dat gij) najaget(dat gij) najaagdet, najoeget
(dat zij) najagen(dat zij) najaagden, najoegen
Impératif
Singulier/PlurielPluriel
jaag najaagt na
Participes
Participe présentParticipe passé
najagend, najagende(hebben) nagejaagd

Traductions

allemanderstreben; sich bestreben; trachten nach; streben nach; streben; trachten; sich bewerben
anglaisaspire; aspire to; hope for
bas allemandstreaven nå
catalanaspirar
espagnolaspirar; desear
espérantoaspiri; aspiri al
féringienstremba; tráa
finnoispyrkiä
françaisaspirer
frison saterlandsik bestrieuwje; trachtje ätter
hongroisaspirál; sóvárog
papiamentoaspirá
portugaisaspirar; desejar vivamente; pretender