Information du mot opwekken (néerlandais → espéranto: revivigi)

Synonymes: doen herleven, nieuw leven inblazen

Parti du discoursverbe
Prononciation/ˈɔpʋɛkə(n)/
Césureop·wek·ken

Conjugaison

Indicatif
PrésentPassé
(ik) wek op(ik) wekte op
(jij) wekt op(jij) wekte op
(hij) wekt op(hij) wekte op
(wij) wekken op(wij) wekten op
(jullie) wekken op(jullie) wekten op
(gij) wekt op(gij) wektet op
(zij) wekken op(zij) wekten op
Subjonctif
PrésentPassé
(dat ik) opwekke(dat ik) opwekte
(dat jij) opwekke(dat jij) opwekte
(dat hij) opwekke(dat hij) opwekte
(dat wij) opwekken(dat wij) opwekten
(dat jullie) opwekken(dat jullie) opwekten
(dat gij) opwekket(dat gij) opwektet
(dat zij) opwekken(dat zij) opwekten
Impératif
Singulier/PlurielPluriel
wek opwekt op
Participes
Participe présentParticipe passé
opwekkend, opwekkende(hebben) opgewekt

Traductions

anglaisrevive; resurrect
espagnolresucitar
espérantorevivigi
féringienfáa lív aftur í
françaisranimer
portugaisreanimar; ressuscitar